vrijdag 24 april 2015

Een natuurgedicht, Guido Gezelle


Perels

 

Nog eer de blâren schieten,
    in ‘t hofbeluik
hoe geren zie ‘k uw’ sprieten,
    o perenstruik ;
hoe geren zie ‘k uw takken
    vol blommen staan,
vol perels, al in pakken
    eer ze opengaan!

En mochte ik maar, zoo even,
    door Gods beschik,
u, peretakken geven
    nen toovertik ;
‘t en zou geen pere krommen
    uw hout voortaan :
veel liever zie ‘k de blommen,
    eer ze opengaan.

‘k Zie geren, in de hoven,
    uw’ peren groot,
de zonne zitten stoven
    al rijp en rood ;
maar ‘k zie wel nog zoo geren
    uw blommen staan,
de perels van de peren,
    eer ze opengaan.

(Bron: Laatste verzen)

Citaten in Saint Ignatius Highschool, Gumla


Man is born free
And everywhere
He is in chains.
 
The happiness you give
Makes you happier
Than the happiness
You receive.
 
Treasure is not always
A friend
But a friend is always
A treasure.
 
To get through
The hardest journey,
We need to take only
One step at a time
But we must
Keep on stepping.

The crown
And glory of life
Is character.
 
Fortune favours
The brave.
Greatness lies not
In being strong
But in the right using
Of strength.
 
Never forget the goal.
Never stop aspiring.
Never halt in your progress
And are sure to succeed.
 
Each new dawn
Brings the possibility
Of a new hope.

donderdag 23 april 2015

IN DE BLANKE LONKEN, Guido Gezelle

In de blanke lonken
van de maan
zat ik neergezonken
langs de baan
en ik schouwde verre
met mijn oog
schouwde naar een sterre
daar omhoog
en de sterre beefde en
lonkte op mij
‘t was alsof zij leefde en
lonkte zij
en ik zelve beefde en
lonkte op haar
peinzend dat ik leefde
nauwelijks maar
peisde dat ik daar zat
daar omhoog
waar die sterre klaar zat
voor mijn oog
(verre verre verre
weg van hier)
dat ik hoorde weemlen
ongehoord
‘t zingen van de heemlen
altijd voort
dat ik hoorde weemlen
‘t luid akkoord
‘t zinggeluid des heemlen
ongehoord
(‘t spreken aan malkanderen
hemelzoet
dat den een den anderen
engel doet)
spreken hoorde ik engelen
tot malkaar
en hun stemmen mengelen
altegaar
‘k zag de hemelbollen
op en neer
voor de voeten rollen
van den Heer
‘t zand en loopt zoo licht niet
uit het glas
‘t glas en loopt zoo licht niet
of zoo ras





(voorjaar 1859)

Toelichting

in de blanke lonken = in de tedere blikken
lonkte op mij = keek naar mij