In 1939 schreef hij zijn eerste roman, Het brood onzer tranen, die echter nooit gepubliceerd zou worden. Is gedurende de oorlog werkloos en tracht wat te verdienen als huisschilder. Voltooide in 1942 zijn tweede roman, 3 Mensen tussen muren, die hij illustreerde met eigen linosneden, maar pas in 1969 werd uitgegeven. In 1942 verscheen echter wel De voorstad groeit, Boons officiële debuut, waarvoor hij op voorspraak van Willem Elsschot de Leo. J. Krynprijs verwierf. In 1944 verschenen de romans Abel Gholaerts, gebaseerd op het leven van Vincent van Gogh, en Vergeten straat, waarin een geïsoleerde gemeenschap met anarchistische trekken wordt beschreven. In Mijn kleine oorlog (1946) stelde hij zijn oorlogsherinneringen te boek, in het bijzonder die over de mobilisatieperiode, waarin hij aan het Albertkanaal gelegerd was. Willem Elsschot voorzag deze hartstochtelijke getuigenis over de waanzin van de oorlog van een inleiding.
Direct na de oorlog werkte Boon als journalist/kunstredacteur bij het communistische dagblad De Roode Vaan, als redactiesecretaris bij Front. Hij evolueerde in deze periode van anarchistisch-communist tot wat men zou kunnen noemen individualistisch-socialist. Deze ontwikkeling is nauwkeurig te volgen in zijn tweedelige roman De Kapellekensbaan (1953) en Zomer te Ter-Muren (1956), waarin hij een sociale roman vermengt met delen van zijn bewerking van de Reinaert-verhalen en met persoonlijke ervaringen uit de periode van ontstaan van deze roman (1942-1953). Deze dubbelroman vond voor de actuele elementen erin een voortzetting in zijn eenmanstijdschrift Boontjes Reservaat, waarvan 5 deeltjes verschenen in de Boekvinkreeks (1954-1957). De complete eigentijdse bewerking van de Reinaert-verhalen verscheen in 1955 als Wapenbroeders. In datzelfde jaar verschijnt Menuet, een verhaal waarin drie personages, elk vanuit hun eigen perspectief, tegen eenzelfde gebeuren aankijken. Boon verwerkte in deze roman de persoonlijke ervaringen die hij opdeed in de tijd dat hij in de vrieskelders werkte en overkoepelde het geheel met een in de roman afgedrukte knipselstrook van gemengde berichten uit de krant, die de particuliere sfeer van het verhaal verheft tot een exemplarische.
In 1957 verscheen De bende van Jan de Lichte, een schelmenroman met een sociale ondertoon over de Vlaamse volksheld Jan de Lichte, die in de 18de eeuw met zijn roversbende in de omgeving van Aalst opereerde. Het boek krijgt in 1961 een vervolg in De zoon van Jan de Lichte. Uit deze romans komt een bijzonder aspect naar voren, namelijk zijn voorliefde om uit te gaan van authentiek feitenmateriaal, in dit geval de processtukken rond Jan de Lichte na diens gevangenneming.
Van geheel andere aard is de roman De paradijsvogel (1958). Hierin beschrijft hij het ontstaan van de godsdienst als verdringing van de seksualiteit in een symbolisch verhaal rond de stad Taboe, waarbij het motief van de vogel zowel het `hogere' als de fallus verbeeldt. Daar doorheen loopt het verhaal over Beauty Kitt (= Marilyn Monroe) en Wadman (= de Engelse lustmoordenaar John Christie), die het resultaat en eindpunt betekenen van de ontwikkeling die in het eerste verhaal is ingezet.
Boons literaire produktie in de periode 1942-1956 is fenomenaal te noemen, zowel wat omvang als wat thematiek en uitwerking betreft. Nog in 1955 voltooit hij zijn enige grote gedicht De kleine Eva uit de Kromme Bijlstraat (1956), dat hij publiceerde in het tijdschrift Tijd en Mens, waarvan hij een der redacteuren was. Het gedicht is gebaseerd op een krantenbericht over een lustmoord op een jong meisje. Boon ontving voor dit gedicht de Henriëtte Roland Holstprijs. Om zijn uitgesproken linkse opvattingen, zijn antikerkelijkheid en de onverbloemde seksualiteit in zijn werk, wordt Boon aanvankelijk in België nauwelijks gewaardeerd. Dat is vooral de reden waarom hij zijn belangrijkste werk in Nederland publiceert, hoewel ook daar de echte erkenning ervan pas na 1956 door-
| |
[p. 90]
| |
breekt. Daartoe droeg zijn zwartgallige roman Niets gaat ten onder (1956) bepaald niet bij.
Intussen was Boon in 1954 medewerker geworden van het Gentse socialistische dagblad Vooruit, waar hij Richard Minne opvolgde als cultureel redacteur. In Vooruit publiceerde hij tot aan zijn vervroegd pensioen in 1972 een dagelijks cursiefje, waarvan er een aantal zijn gebundeld in Dorp in Vlaanderen (1966), Wat een leven! (1967) en 90 Mensen (1970). Voorts verzorgde hij voor deze krant de rubriek `Geestesleven'. Naast romans en poëzie schreef Boon ook proza van kortere adem in Vaarwel krokodil (1959), een groteske, en Grimmige sprookjes (1957), in 1962 gecombineerd uitgegeven met Blauwbaardje in Wonderland.
Vanaf 1971 lag het accent in Boons werk steeds meer op de sociale geschiedschrijving, terwijl hij tevens meer aandacht ging besteden aan de beeldende kunst. Hij maakte schilderijen, plastieken en collages, waarmee hij veelvuldig exposeerde, o.m. te Aalst, Amsterdam, Nijmegen en Rotterdam. In 1971 verscheen zijn grote sociale geschiedenis over Aalst en omgeving, tevens biografische roman over Pieter Daens, de broer van priester Adolf Daens, wiens leven in het teken stond van de ontvoogding van de Vlaamse katholieke arbeiders. In aansluiting op dit portret van Pieter en Adolf Daens schreef Boon twee boeken over het anarchisme rond 1900 in de omgeving van Aalst op basis van materiaal uit de politiearchieven: De zwarte hand (1976) en Het jaar 1901 (1977). In 1979 verscheen opnieuw een historisch gerichte roman, Het geuzenboek, waarin Boon de geschiedenis van de land- en watergeuzen reconstrueerde in hun verzet tegen de Spaanse overheersing van de Nederlanden.
Nadat in 1967 aan Boon de Constantijn Huygensprijs 1966 voor zijn totale oeuvre was uitgereikt, vond zijn werk ook in België steeds meer erkenning. In 1971 werd zijn werk dan ook bekroond met de Driejaarlijkse Staatsprijs van België. Zijn romans en verhalen zijn inmiddels in vele talen vertaald. De Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, die Boon tot erelid benoemde, zag daarin aanleiding om hem in samenwerking met de Vlaams-Nederlandse pen-club en de Vereniging voor Vlaamse Letterkundigen voor te dragen voor de Nobelprijs.
|
teksten, weetjes en informatie over alles wat in de poësisklassen aan bod kan komen...
donderdag 26 februari 2015
LOUIS PAUL BOON - Basis
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten